Als we de reisgidsen mogen geloven, betekent Oost-Canada: verblijven in blokhutten aan het water, kanoën op ongerepte rivieren, vissen in kristalheldere wateren, kamperen in nationale parken en het tegen zwarte beren beveiligen van proviand. Que faire? Er een jaartje gaan wonen om uit te zoeken of al die clichés wel kloppen! Onze thuishaven wordt Montréal, waar zomers heet zijn en winters barkoud. Draai je uurwerk zes uur achteruit, drink een tas ahornsiroop en reis met ons mee op deze blog.. Een reactie nalaten kan via seynhaeveseel@gmail.com of demeulemeester.jelle@gmail.com.

woensdag 18 januari 2012

Watch out where the huskies go and don’t you eat that yellow snow!

Klik hier om het volledige album te bekijken.
Aftellen van oud naar nieuw zouden we doen vanuit het dorpje Percé, het meest oostelijke punt van het schiereiland Gaspé, gelegen aan de St. Lawrence golf. Kwestie van zo dicht mogelijk bij het Belgenland te zijn tijdens de jaarovergang..

“Vanuit de laatste bocht van de route 132 krijg je al een fotogeniek uitzicht op het stadje en de daarachter gelegen rotsen. Kleine, witte huizen staan er verspreid op de groene landtong, glinsterende golven verdwijnen in het zand en twee sikkelvormige baaien met klippen bieden een spectaculaire aanblik op de enorme Rocher Percé.”  

We hebben bovenstaande tekst gekopieerd uit een toeristische brochure, want bij aankomst in Percé kregen we dit tafereel in een ietwat ander kleurenpallet te zien. Een dikke mistbank zorgde er zelfs voor dat we tot drie maal toe aan het natuurwonder voorbijgereden zijn. Een klein ding, denk je? Nee hoor, de Rocher Percé, een monoliet uit roze kalksteen, is maar liefst 438m lang en 90m hoog. De rots is na de Niagara Falls waarschijnlijk het meest gefotografeerde natuurverschijnsel in Canada, maar onze kiekjes maken wellicht weinig kans om als teaser in een reisbrochure terecht te komen. Onterecht, want een spookachtige rots, mysterieus drijvend in de wolken, heeft ook wel iets.

Dat een tegenslag nooit alleen komt, hebben we geweten. Die middag reden we ons vast in de sneeuw, moest blijken dat er geen enkel restaurant open was op oudejaarsavond, waren we bijgevolg verplicht om nog net voor sluitingstijd de laatste twee bereide ‘koude plaatjes’ op de kop te tikken in een lokaal supermarktje en zat er niets anders op dan ons mentaal voor te bereiden op een jaarovergang in mineur, ergens op een klein kamertje, met een koud hapje, een flesje water en een lokaal biertje. Een mens zou voor minder de slappelach krijgen van miserie.

Nochtans moest het ergste - voor Seel althans - nog komen, want even later zou blijken dat we een overnachting geboekt hadden op het domein van een huskiekweker. De gastheer zelve was zich evenwel van geen kwaad bewust en nodigde ons zelfs uit om samen met hen te vieren. Op de vraag of we hen niet zouden storen, kregen we te horen dat het ganse dorp – toch wel 20 man - naar hun domein zou afzakken en dat ze heel hard uitkeken naar onze komst. Tanden bijten en hondenangst opzij schuiven dus, want zo’n avond krijg je maar één keer in je leven aangeboden.

Terwijl de vrouwelijke helft van het dorp allerlei lekkere hapjes voorbereidde, ontfermden de mannen zich – uiteraard voorzien van voldoende drank – over het pronkstuk van de avond: een kalkoen, bereid op een hoopje hete kolen in een bedje van sneeuw en ingepakt onder een vuilnisemmer…. Het zag er niet uit, maar het was wel de beste kalkoen die we ooit op ons bord kregen!  De laatste uren van 2011 brachten we vervolgens door rond een groot kampvuur, in aanwezigheid van enkele uitgeweken Australiërs, onverstaanbare Oost-Canadezen en een enkeling die nog in Brugge gewoond heeft. De sfeer was onbeschrijflijk, de gastvrijheid ongezien en de vriendendiensten van een ongekend niveau. Toen bleek dat de houtvoorraad voor het kampvuur erdoor zat, beslisten de nuchterste mannen gewoonweg om midden in de nacht een boom om te hakken. Vijf minuutjes werk.. Het leven kan simpel zijn, toch?

Op 1 januari karden we terug naar Montréal en namen we afscheid van ons avontuur door een ganse dag mee te brullen met onze Canadese helden. We griften de natuur van de zuidelijke kust voor eeuwig in ons geheugen op de klanken van Arcade Fire, The Band, Black Mountain, City and Colour, Danko Jones, Godspeed You! Black Emperor, The Guess Who, Heart, The Jeff Healey Band, Leonard Cohen, Rush, Sam Roberts band, Neil Young, Daniel Lanois en The Tragically Hip - Céline Dion, Bryan Adams en Nickelback mochten niet mee doen. De skyline van Montréal kregen we omstreeks 20 uur te zien, nog net op tijd om af te stemmen op de wekelijkse bluesavond van The Spirit of Rock, onze favoriete radiozender. Na 13 uur autozitten reden we uiteindelijk onze eigenste Avenue in, mijmerend over een eerste onvergetelijke Canadese winterervaring. 

Blogarchief