Als we de reisgidsen mogen geloven, betekent Oost-Canada: verblijven in blokhutten aan het water, kanoën op ongerepte rivieren, vissen in kristalheldere wateren, kamperen in nationale parken en het tegen zwarte beren beveiligen van proviand. Que faire? Er een jaartje gaan wonen om uit te zoeken of al die clichés wel kloppen! Onze thuishaven wordt Montréal, waar zomers heet zijn en winters barkoud. Draai je uurwerk zes uur achteruit, drink een tas ahornsiroop en reis met ons mee op deze blog.. Een reactie nalaten kan via seynhaeveseel@gmail.com of demeulemeester.jelle@gmail.com.

donderdag 7 juni 2012

Roadtrippen in Ontario

Klik hier om het volledige album te bekijken.
Na tien maanden rondtoeren in de provincie Quebec, leek de tijd rijp om onze buren in Ontario te verrassen met een bezoekje. Met 1,07 miljoen km2 is ook deze provincie groter dan Spanje en Frankrijk samen. Een goeie voituur en voldoende ambi in de auto zijn dus aangewezen als je iets gezien wil hebben. Gelukkig kregen we met Sien en Pieterjan een fantastisch reisgezelschap cadeau.

De naam – Ontario is naar verluidt een Irokees woord dat ‘glinsterend water’ betekent – is alvast goed gekozen: de provincie herbergt maar liefst 250.000 meren en 60.000 rivieren. De vele natuurgebieden tonen bovendien een ongeziene rijkdom van fauna en flora. Een stop in Algonquin Provincial Park mocht dus niet ontbreken. Het park staat bekend als het belangrijkste kanogebied in het oosten van Canada, maar aangezien Mona nog niet in een reddingsvestje past, hielden we het bij een tweedaagse voettocht op de Booth’s Rock Trail en Lookout Trail. Geen straf, want op de route maak je behoorlijk wat kans om wild te spotten. Een half uur voor wij aan de tocht begonnen, merkten enkele vroege wandelaars zelfs een zwarte beer op. Tot grote spijt van ons mannelijk reisgezelschap moesten wij het evenwel zonder spectaculaire ontmoetingen doen. Een koude wind en een plaag van zogeheten black flies verplichtte ons overigens om vaart te zetten achter onze tocht. In een poging de steekvliegen te verslaan, startte Sien die avond dan maar een zonnedans rond het kampvuur. Het heeft z'n effect alvast niet gemist: de dagen nadien werden we verwend met temperaturen tot ver boven de 20 graden. Een ideaal weertje om onze route verder te zetten richting het Bruce Peninsula National Park.

De oversteek van de Manitoulin Islands naar Tobermory kan je op zich al een avontuur noemen. Met een veerboot vaar je voorbij honderden kleine eilanden, veelal prive-eigendommen van de Canadese high society. Benijdenswaardig, maar echt jaloers word je pas als je het natuurgebied rond de indrukwekkende, bij Lake Huron behorende Georgian Bay nadert. Kristalheldere meren, kale granietrotsen, sprookjesachtige moerassen, uitgestrekte bossen, idyllische kustplaatsjes, ... Het lijkt wel de hemel op aarde. Een van de mooiste wandelpaden in het gebied is de Bruce Trail, een 780 kilometer lang pad dat loopt van Queenston tot de Niagara Falls. Net iets te lang om met een buggy te doorkruisen, dus besloten we bij de lokale bevolking te polsen naar de must-sees op de route. Dat het ons zou leiden naar een jamsessie met een 80-plusser achter het keyboard, een overjaarse hippie met Johnny Cash-stem en een manwijf met accordeon, tart elke verbeelding. Veel wijzer zijn we er niet op geworden, maar wie ooit in het plaatsje Lion's Head komt, moet beslist iets eten in cafe-restaurant-bakker-en repetitieruimte Rachel's. De sfeer die er heerst, valt niet in woorden te vatten. Dit moet je zelf gezien hebben!

Na een overnachting bij een mapleboer kwamen we alsnog te weten dat The Grotto en Indian Head Cove de Bruce-toppers waren. Niets gelogen, want er wachtte ons een waar paradijs voor natuurliefhebbers en een ideale plaats voor een middagje zonnebaden. Pieterjan waagde zich zelfs aan een duik onder The Grotto. Slechts five feet onder (ijs-)water zwemmen hadden ze hem verteld, maar dat leek opnieuw een zware misrekening. Verpleegster Sien weigerde zelfs om foto's te nemen van de waaghalzerij uit schrik dat PJ zwaar onderkoeld zou terugkeren en ze dus maar beter klaarstond om de eerste zorgen toe te dienen. Overbodig, want we kregen een goedlachse jongen mee richting onze volgende stop: Wasaga Beach. Het langste zoetwaterstrand ter wereld trekt in de zomer een massa toeristen, maar wij konden er in alle rust genieten van een prachtige zonsondergang en een verfrissende duik in de ochtend. We waren klaar om de eenzame wegen achter ons te laten en koers te zetten richting de meest toeristische halte van onze trip: de Niagara Falls. Het is er op de koppen lopen, maar als je er dan toch bent, kan je maar beter all the way gaan en een ticket bemachtigen voor de wit-blauwe bootjes. De Maid of the Mist brengt je namelijk tot vlak bij de Horseshoe Falls. Het geraas van het neerstortende water maakt ieder gesprek op dat moment onmogelijk. Er dalen zelfs zulke hevige buien op de passagiers neer dat iedereen kletsnet het dek verlaat. De blauwe regenponcho's zijn niet voor niets in de prijs inbegrepen. Dat dit grandioos natuurlijk schouwspel het mooist is vanaf de Canadese kant, kunnen we volmondig bevestigen. De Amerikanen moeten het stellen met een zigzaggende trap die leidt naar de voet van de American Falls. Niets in vergelijking met het zicht dat je hebt als je van bovenaf naar de Canadese Horseshoe Falls kijkt. Dit gezegd zijnde, smulden we onze laatste marshmallows op bij het kampvuur en kropen we vroeg onder de wol. Er wachtte ons immers een lange terugrit richting Montreal.

Na een rustdag vervolgden Sien en Pieterjan hun trip nog wat meer naar het oosten. Ze vertoefden onder meer in PN Mont Saint Bruno, bakten bruin in PN d'Oka, plukten bloemetjes in Ile de Boucherville, gingen walvissen spotten (met succes!) in Tadoussac, verloren hun hart in Anse Saint Jean, verdwaalden in de pracht van de fjorden in Saguenay en brachten een bezoek aan Quebec. Wie de verhalen achter deze avonturen in detail wil horen, kan zich aanmelden in de Emile Bockstaellaan in Brussel. 

Blogarchief