Als we de reisgidsen mogen geloven, betekent Oost-Canada: verblijven in blokhutten aan het water, kanoën op ongerepte rivieren, vissen in kristalheldere wateren, kamperen in nationale parken en het tegen zwarte beren beveiligen van proviand. Que faire? Er een jaartje gaan wonen om uit te zoeken of al die clichés wel kloppen! Onze thuishaven wordt Montréal, waar zomers heet zijn en winters barkoud. Draai je uurwerk zes uur achteruit, drink een tas ahornsiroop en reis met ons mee op deze blog.. Een reactie nalaten kan via seynhaeveseel@gmail.com of demeulemeester.jelle@gmail.com.

maandag 13 augustus 2012

Save the best for last

Klik hier om het volledige album te bekijken.
Na een jaar vol onvergetelijke reizen wordt het moeilijk om onszelf nog te overtreffen. En toch.. onze laatste trip door New Brunswick en Nova Scotia was veruit de mooiste.  De twee atlantische provincies worden nochtans het minst door toeristen bezocht. Helemaal onterecht, want de Hopewell Rocks en Cabot Trail verdienen terecht een plaats op de lijst van werelds mooiste natuurverschijnselen.

Het was amper 4u ’s ochtends toen we vertrokken, maar toch kregen we al een aardige 24 °C te zien op de boordcomputer van onze auto. De temperatuur daalde de voorbije weken slechts zelden onder de 25 °C in Montreal, waardoor we het eigenlijk helemaal niet erg vonden om naar het iets frissere oosten te trekken. We noteren een rit van bijna  4000 km, doorkruisten drie provincies en twee verschillende tijdzones, zagen 5 elanden, een prachtexemplaar van de Pileated Woodpecker en een slechtvalk die slechts luttele meters boven ons hoofd raasde. Missie meer dan geslaagd (al was het zien van een zwarte beer natuurlijk ook leuk geweest)!

Onze eerste halte in New Brunswick was al meteen een voltreffer. De provincie heeft dan ook vooral voor natuurvrienden veel te bieden: grillige rotskusten gevormd door machtige getijdenstromen, fijnkorrelige zandstranden, gemengde loofbossen en schilderachtige eilanden. De spectaculaire getijdenwerking is al merkbaar zodra je langs de Fundybaai rijdt, maar het is pas in het Fundy National Park en de Hopewell Cape dat we echt met onze neus op de feiten werden gedrukt. Op sommige plaatsen is het verschil tussen eb en vloed er maar liefst 18m (!). Je houdt dus beter een getijdenkaart bij de hand als je niet verrast wil worden door dit fors natuurgeweld. Na een eerste verkennende dagtocht in Fundy NP trokken we verder richting de Flowerpot Rocks, waar de Fundytijden zonder twijfel het indrukwekkendst zijn. Bij eb kan je er zelfs op de drooggevallen ‘ocean floor’ wandelen en de enorme ‘bloempotten’ van dichtbij bekijken. Behoorlijk impressionant als je weet dat ze enkele uren later enkel nog als kleine eilandjes boven het wateroppervlak uitsteken.

Voor het vervolg van onze trip trokken we de grens over richting Nova Scotia, waar de Mi’kmaq-indianen nog steeds ruim vertegenwoordigd zijn. De culturele en historische hoogtepunten op het schiereiland lieten we evenwel naast ons liggen. Cape Breton Island was ons doel en daarvoor hadden we nog behoorlijk wat kilometers af te leggen. Onze laatste dagen wilden we namelijk spenderen langs een van de mooiste kustwegen ter wereld. De Cabot Trail staat zowat overal omschreven als het hoogtepunt van een reis door Cape Breton, maar voor ons verliep de start toch ietwat in mineur: een lekke band op een van de meest afgelegen plaatsen, een gsm zonder ontvangst en in de verste verte geen enkele garage te bespeuren... Gelukkig wisten enkele motorijders ons te vertellen dat er op het uiterste punt van het eiland een bandencentrale te vinden was. In het –overigens charmante – dorpje Cheticamp werden we uiteindelijk in een spoedtempo geholpen, waardoor we zonder al te veel tijdverlies onze route konden verderzetten. Wat volgde was een aaneenschakeling van postkaartprenten. Achter elke bocht werden we overdonderd door de opzienbarende natuur van Cape Breton Island. De landschappen bieden er een caleidoscoop van contrasten en kleuren: lucht en water in diep mediterraan blauw, kuststroken met grijsrode steile wanden, glinsterende meren, witte rotsen en diepgroene heuvelachtige weilanden. Als we ooit oud en wijs zijn, dan komen we hier misschien wel wonen. Maar eerst genieten we nog van een laatste weekje Montreal en keren we vol energie terug richting Belgie om er een nieuw avontuur te starten..

Blogarchief